Veiligheid

Het veiligheidsprotocol van Tourclub Duiven is opgesteld door de Toercommissie. Het doel is dat door naleving van het protocol recreatief wielrennen voor iedereen (fietser of geen fietser) leuk en veilig is. Tourclub Duiven volgt hiermee de adviezen van de NTFU

Het veiligheids protocol bestaat uit een 11 regelige bondige gedragscode en uitgebreide gedragsregels. Daarnaast zijn er speciale bepalingen rond de wegkapitein en het handelen in geval van calamiteiten tijdens een clubrit.

Fietsers in een groep zijn te allen tijde zelf verantwoordelijk voor hun eigen EN andermans veiligheid.

Gedragscode van Tourclub Duiven

  1. Helm verplicht.
  2. Houd je aan de verkeersregels.
  3. Houd zichtbaar rekening met anderen.
  4. Fietsbel en gebruik ervan verplicht.
  5. Geef tijdig aan welke richting je gaat volgen.
  6. Blijf beleefd tegen andere weggebruikers.
  7. Rijd altijd op het aangegeven fietspad.
  8. Passeer een fietser of wandelaar op gepaste snelheid.
  9. Volg aanwijzingen op van politie en/of verkeersregelaars.
  10. Gooi afval in een afvalbak.
  11. Rij in de actuele clubkleding.



Gedragsregels van Tourclub Duiven

Fietsen op de openbare weg is al een kunst op zich. Het rijden in een groep vereist nog meer van de fietser. Het is algemeen bekend dat de meeste fiets ongevallen gebeuren in een groep. Reden genoeg om een verzameling regels op te stellen voor de veiligheid in onze clubritten. Natuurlijk is het gezellig om met de fietser naast je te kletsen over het fietsen in al zijn vormen. Een sociaal gebeuren dat het toerfietsen een extra dimensie geeft. Belangrijk is dat je geconcentreerd en alert blijft fietsen in een groep. Goed opletten voorkomt plotseling remmen of van de lijn afwijken. Veel ongevallen in een tourpeloton gebeuren vaak door onverwachte omstandigheden. Plotselinge uitwijk-manoeuvres en rem-acties zijn vaak reden voor valpartijen. Ook zijn niet alle fietsers op de hoogte van algemene regels die het veilig fietsen in een groep bevorderen. Je kunt allerlei regels bedenken maar de verantwoording ligt natuurlijk bij de fietser zelf. De fietser moet ook weten wat voor snelheid hij/ zij aankan en zich afvragen of die snelheid past bij de groep waarin hij/ zij fietst.

We houden rekening met elkaar

  • Er wordt als groep gereden. Samen uit, samen thuis.
  • De tochten zijn geen wedstrijden.
  • We houden ons aan de verkeersregels
  • Groepen bij voorkeur niet groter dan 14 personen (indien meer personen, dan in onderling overleg splitsen. Maximale groepsgrootte ca.16 personen).
  • Nieuwe deelnemers aan de groep worden opgevangen en begeleid.
  • Bij pech wordt er gewacht en geholpen bij de reparatie.
  • Rijd nooit blindelings achter iedereen aan.
  • Bij een klim wachten we bovenaan tot de laatste boven is.
  • Na een bocht en/ of lastige situatie, houden de voorste fietsers tempo in totdat de groep weer aaneengesloten is.

Er wordt in verschillende groepen gefietst

  • A -groep, snelle groep (kruissnelheid > 34 km/u);
  • B1-groep, gevorderdengroep (kruissnelheid 31 - 34 km/u);
  • B2-groep, gevorderdengroep (kruissnelheid 29 - 32 km/u);
  • C -groep, instap-/toergroep (kruissnelheid 26 – 29 km/u);
  • T- groep “Tandje terug” (kruissnelheid in onderling overleg).

De genoemde kruissnelheden worden gereden in onderling overleg binnen de groep. Kies de groep met de voor jou beste snelheid. Gaat het te hard, stap dan over naar een andere groep.

Regels in de groep

  • In groepsverband niet met losse handen rijden.
  • In groepsverband niet rijdend achterom kijkend een gesprek voeren.
  • Nooit abrupt van richting veranderen of remmen maar langzaam uitrijden.
  • Bij twijfel over de richting rustig rechtdoor fietsen (indien mogelijk).
  • Als men in de berm rijdt niet de weg/ het fietspad weer oprijden maar rustig uitrijden en remmen.
  • Niet mobiel bellen tijdens het rijden.
  • In de bebouwde kom wordt het tempo aangepast.
  • Als iemand het tempo niet aan kan wordt er gewacht en het tempo aangepast
  • Iemand die duidelijk moeite heeft met het tempo, mag op de tweede of derde rij fietsen.
  • Als iemand meerdere weken het tempo niet aan kan, wordt betreffende hierop aangesproken
  • De wegkapitein of begeleider bepaalt het tempo en de richting.
  • Als iemand aanzienlijk beter is dan de overige deelnemers gaat deze niet op kop rijden en het tempo bepalen.
  • Gebruikmaken van opzetsturen o.i.d. is verboden.

Tekens in de groep

  • Als er gestopt moet worden geven de voorrijders een stopteken met de arm recht omhoog en roepen ‘STOP’, de groep geeft de roep door naar achter en stopt op een verantwoorde wijze.
  • Als de weg vrij is, geven de voorrijders een teken met de arm omhoog naar voren wuivend en roepen ‘VRIJ’, de groep geeft de roep door naar achter en iedereen kan weer gaan fietsen.
  • Bij rechtsaf: voorrijder met arm rechts en roept ‘RECHTS’, de groep geeft de roep door naar achter en slaat op een verantwoorde manier af naar rechts.
  • Bij linksaf: voorrijder geeft dit aan met arm naar links en roept ‘LINKS’, de groep geeft de roep door naar achter en slaat op een verantwoorde manier af naar links.
  • Bij rechtdoor: voorrijder roept ‘RECHTDOOR’, de groep geeft de roep door naar achter en volgt de voorrijder.
  • Bij een obstakel rechts van de weg of inhalen mede weggebruiker in dezelfde rijrichting: de voorrijder roept ‘VOOR’, de groep geeft de roep door naar achter en passeert op verantwoorde wijze het obstakel of de medeweggebruiker.
  • Bij een obstakel links van de weg of tegenligger: de voorrijder roept ‘TEGEN’, de groep geeft dit door naar achter en passeert op verantwoorde wijze het obstakel of de medeweggebruiker.
  • Bij obstakel in of op het wegdek: de voorrijder roept de naam “TAK", "PAAL", "GAT”,  enz. en wijst met de arm naar beneden het obstakel aan. De groep geeft dit door naar achter en passeert op verantwoorde wijze het obstakel.
  • Bij ingehaald worden: de achterste rijder roept “ACHTER”, de groep geeft de roep door naar voren, ritst zonodig en laat de inhaler passeren.
  • Bij technische problemen: roep “LEK”, de groep geeft de roep door naar voren EN achteren en stopt op verantwoorde wijze op een veilige plek (zo mogelijk van de weg of het fietspad af).

Tips voor de groep

  • Geef ALLE boodschappen door van voor naar achter en/of van achter naar voor anders heeft het geen effect
  • De voorste fietsers ‘waarschuwen’ andere weggebruikers tijdig en vriendelijk. Bij het passeren geeft de laatste van de groep geeft aan dat hij/ zij de laatste van de groep is
  • Blijf alert en geconcentreerd.
  • Iedereen wordt geacht deel te nemen op een goed onderhouden fiets met bel.
  • Iedereen wordt geacht persoonlijke gegevens (identificatie) bij zich te hebben.
  • Drink en eet op tijd maar wel op een rustig moment.
  • Rijd tijdens de avondritten in het voor- en najaar met een goede verlichting.
  • Iedereen doet (kan) een deel van het kopwerk (doen) en krijgt er ook de kans voor.
  • Het wisselen van koppositie in de groep kan op meerdere manieren gebeuren. Maak hierover binnen de groep duidelijke afspraken welke methode wordt toegepast.

De wegkapitein

Binnen een fietsgroep wordt er 1 leider aangesteld: de wegkapitein. De wegkapitein zorgt dat de groep als een geheel functioneert. Hij/zij coördineert tempo, richting, waarborgt het nakomen van de gedragscode en gedragsregels en houdt de veiligheid in de gaten.
De wegkapitein is GEEN politieagent. Iedere fietser in de groep heeft zijn eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot naleving van (afgesproken) tempo, richting, gedragscode, gedragsregels en veiligheid in het algemeen. Fietsers in een groep spreken ELKAAR aan op het (niet) naleven van regels / afspraken.

De taken van een wegkapitein zijn:

  • Zich vooraf op de hoogte stellen van de route (GPS) of vooraf de route voorbereiden.
  • Er op toezien dat de groep zich houdt aan de gemaakte afspraken m.b.t. de afgesproken snelheid, helmplicht en eventueel verlichting.
  • De groep of leden in de groep aanspreken indien er sprake is van onverantwoord rijgedrag, of wanneer er wordt afgeweken van de verkeersregels en derden niet correct worden benaderd.
  • Indien deelnemers fysiek in de problemen komen deze voor in de groep laten fietsen en zo nodig de snelheid aanpassen.
  • Bij pech of ongevallen ter plaatse als coördinator optreden.
  • Bij (ernstig) ongeval de familie informeren via ICE nummer.
  • Melding maken, bij de toercommissie, van deelnemers die bij voortduring zich niet aan de regels houden en weigeren de aanwijzingen van de wegkapitein op te volgen.
  • Melding maken (achteraf) bij de toercommissie in geval van een ongeval. Opm.: De melding kan worden gedaan via het contactformulier, een Whatsapp-bericht of telefoontje naar één van de leden van de toercommissie.

Hoe te handelen bij een calamiteit

  1. Niet levensbedreigende situaties: Zorg eerst voor je eigen veiligheid en die van de groep. Schat in of EHBO voldoende is of dat de hulpdiensten moeten worden gewaarschuwd. In het laatste geval belt de wegkapitein het algemene alarmnummer 112 en de familie (ICE nummer). Informeer na de rit de toercommissie (zie taken wegkapitein).
  2. Levensbedreigende situaties: Zorg eerst voor je eigen veiligheid en die van de groep. Bel het algemene alarmnummer 112. Geef aan wie (ambulance/brandweer/politie) je nodig hebt, waar het slachtoffer zich bevindt en wat de verwondingen zijn. Informeer de familie via ICE nummer. Informeer na de rit de toercommissie (zie taken wegkapitein)